1887

OECD Multilingual Summaries

PISA 2015 Results (Volume V)

Collaborative Problem Solving

Summary in Dutch

Cover
Read the full book on:
10.1787/9789264285521-en

PISA 2015 Resultaten (Volume V)

Collaboratief problemen oplossen

Samenvatting in het Nederlands

De moderne arbeidsmarkt vereist dat mensen samen met anderen problemen kunnen oplossen. Maar samenwerking stelt individuele teamleden voor mogelijke uitdagingen. Het werk wordt mogelijk niet gelijkmatig of op efficiënte wijze verdeeld, zodat teamleden soms taken moeten uitvoeren waarvoor ze ongeschikt zijn of die ze niet leuk vinden. De teamleden kunnen ook van mening verschillen, wat de ontwikkeling van creatieve oplossingen belemmert. Dit betekent dat samenwerking een vaardigheid op zich is.

Er zijn slechts enkele onderzoeken gedaan naar de manier waarop studenten met elkaar samenwerken. Met het allereerste onderzoek naar het proces dat nodig is om collaboratief problemen op te lossen, wil PISA 2015 iets doen aan het gebrek aan internationaal vergelijkbare data op dit gebied, zodat landen en economieën zien hoe hun studenten presteren vergeleken met de studenten in andere onderwijssystemen. Rond 52 landen en economieën hebben aan dit onderzoek van het collaboratief problemen oplossen deelgenomen (32 OESO‑landen en 20 partnerlanden en ‑economieën).

Bevindingen van het onderzoek

De prestaties van studenten voor het collaboratief oplossen van problemen

  • Studenten in Singapore scoren hoger voor het collaboratief oplossen van problemen dan studenten in alle overige deelnemende landen en economieën. Studenten in Japan staan op de tweede plaats.
  • Gemiddeld in de OESO‑landen kan 28% van de studenten alleen eenvoudige collaboratieve problemen oplossen en geen andere. Minder dan 1 op de 6 studenten in Estland, Hongkong (China), Japan, Korea, Macao (China) en Singapore presteert daarentegen laag bij het collaboratief oplossen van problemen.
  • In de OESO‑landen presteert 8% van de studenten optimaal bij het collaboratief oplossen van problemen. Dit betekent dat ze zich te allen tijde bewust zijn van de groepsdynamiek, ervoor zorgen dat de teamleden zich gedragen volgens de overeengekomen rollen, geschillen en conflicten verhelpen, terwijl ze efficiënte voortgangstrajecten identificeren en de vooruitgang naar een oplossing monitoren.
  • De prestaties voor het collaboratief oplossen van problemen houdt positief verband met de prestaties in de belangrijkste PISA‑onderwerpen (wetenschap, lezen en wiskunde), maar de relatie is zwakker dan die tussen die andere domeinen onderling.
  • Studenten in Australië, Japan, Korea, Nieuw‑Zeeland en de Verenigde Staten presteren veel beter voor het collaboratief oplossen van problemen dan verwacht wordt op basis van hun scores voor wetenschap, lezen en wiskunde.

De demografie van studenten en het collaboratief oplossen van problemen

  • Meisjes presteren aanzienlijk beter dan jongens in het collaboratief oplossen van problemen in alle langen en economieën die aan dit onderzoek hebben deelgenomen. Gemiddeld scoorden meisjes in alle OESO‑landen 29 punten hoger dan jongens. De grootste verschillen (ruim 40 punten) werden opgetekend in Australië, Finland, Letland, Nieuw‑Zeeland en Zweden; de kleinste verschillen (minder dan 10 punten) werden opgetekend in Colombia, Costa Rica en Peru. Dit verschilt met het PISA‑onderzoek in 2012 naar het individueel oplossen van problemen, waarvoor jongens over het algemeen beter presteerden dan meisjes.
  • De prestatie voor het collaboratief oplossen van problemen houdt een positief verband met het socio‑economische profiel van de studenten en de scholen, ook al is deze relatie zwakker dan de relatie tussen het socio‑economische profiel en de prestaties voor de drie belangrijkste PISA‑onderwerpen.
  • Er bestaan geen grote prestatieverschillen tussen bevoorrechte en niet‑bevoorrechte studenten of tussen studenten die immigranten zijn en autochtone studenten, rekening houdende met hun prestaties voor wetenschap, lezen en wiskunde. Ook na rekening te houden met de prestaties voor de drie belangrijkste PISA‑onderwerpen, scoren meisjes alsnog 25 punten hoger dan jongens.

De houding van studenten ten opzichte van samenwerking

  • Studenten in elk land en in elke economie hebben over het algemeen een positieve houding ten opzichte van samenwerking. Ruim 85% van alle studenten gemiddeld in de OESO‑landen is het eens met de uitspraak ‘Ik kan goed luisteren’, ‘Ik vind het fijn als mijn klasgenoten succesvol zijn’, ‘Ik houd rekening met de dingen waarin anderen geïnteresseerd zijn’, ‘Ik houd ervan om verschillende perspectieven in overweging te nemen’ en ‘Ik houd ervan om met mijn collega’s samen te werken’.
  • Meisjes in nagenoeg elk land en elke economie hechten meestal meer waarde aan relaties dan jongens. Dit betekent dat meisjes vaker dan jongens het ermee eens zijn dat ze goed kunnen luisteren, het fijn vinden als hun klasgenoten succesvol zijn, rekening houden met de dingen waarin anderen geïnteresseerd zijn en ervan houden om verschillende perspectieven in overweging te nemen.
  • In de meeste landen en economieën hechten jongens meer waarde aan teamwork dan meisjes. Dit betekent dat jongens vaker dan meisjes het ermee eens zijn dat ze liever als een team samenwerken dan alleen, dat volgens hen teams betere beslissingen nemen dan individuen, dat teamwork hen efficiënter maakt en dat ze ervan houden om met hun collega’s samen te werken.
  • Bevoorrechte studenten in nagenoeg elk land en elke economie hechten meestal meer waarde aan relaties dan niet‑bevoorrechte studenten, terwijl niet‑bevoorrechte studenten in de meeste landen en economieën meestal meer waarde hechten aan teamwork dan bevoorrechte studenten.
  • Rekening houdend met de prestaties voor de drie belangrijkste PISA‑onderwerpen, met het geslacht en de socio‑economische status, blijkt dat hoe meer de studenten relaties waarderen, hoe beter ze presteren voor het collaboratief oplossen van problemen. Een gelijkaardige relatie wordt opgemerkt voor de mate waarin studenten teamwork waarderen.

Activiteiten van studenten, schoolprocedures en collaboratieve procedures

  • De houding tegenover samenwerking is over het algemeen positiever wanneer studenten meer lichamelijke activiteiten doen of per week meer gymlessen doen.
  • Studenten die buiten de school videogames spelen, scoren iets lager voor het collaboratief oplossen van problemen dan studenten die geen videogames spelen. Dit geldt gemiddeld in alle OESO‑landen, rekening houdend met de prestaties voor de drie belangrijkste PISA‑onderwerpen, met het geslacht en het socio‑economische profiel van de studenten en de scholen. Studenten die buiten de school toegang hebben tot het internet, chatten of sociale netwerken onderhouden, scoren iets hoger dan andere studenten.
  • Studenten die in het huishouden werken of voor andere familieleden zorgen, waarderen zowel teamwork als relaties meer dan andere studenten. Dit geldt ook voor studenten die vrienden ontmoeten of telefonisch met vrienden praten buiten de school om.

Collaboratieve scholen

  • Gemiddeld in alle OESO‑landen scoren studenten die zeggen dat ze zich niet door andere studenten bedreigd voelen 18 punten hoger voor het collaboratief oplossen van problemen dan studenten die zeggen dat ze minstens een paar keer per jaar bedreigd worden. Studenten scoren ook 11 punten hoger voor elke 10 procent toename van het aantal schoolvrienden die zeggen dat ze zich niet door andere studenten bedreigd voelen.
  • Studenten scoren hoger voor het collaboratief oplossen van problemen wanneer zij of hun schoolvrienden zeggen dat hun leerkrachten de studenten eerlijk behandelen, zelfs rekening houdend met hun prestaties voor wetenschap, lezen en wiskunde.

De implicaties van de PISA‑resultaten voor het beleid

Onderwijssystemen kunnen studenten helpen bij de ontwikkeling van hun collaboratieve vaardigheden. Lichamelijke opvoeding biedt bijvoorbeeld veel natuurlijke kansen om collaboratieve activiteiten te ontplooien voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden en een positieve houding ten opzichte van samenwerking. De resultaten geven ook aan dat blootstelling aan diversiteit in de klas leidt tot betere collaboratieve vaardigheden.

Dit rapport geeft ook aan dat het stimuleren van positieve relaties op school goed is voor de vaardigheden van de studenten in het collaboratief oplossen van problemen en voor hun houding ten opzichte van samenwerking, vooral als deze relaties de studenten daar direct bij betrekken. De scholen kunnen sociale activiteiten organiseren om constructieve relaties en een betrokkenheid bij de school te stimuleren, ze kunnen leerkrachten trainen in het beheren van klassen en een aanpak voor de hele school ontwikkelen om pesterijen op school te voorkomen en te elimineren. Ook ouders maken een verschil, omdat samenwerking thuis begint.

© OECD

Deze samenvatting is geen officiële OESO-vertaling.

Reproductie van deze samenvatting is toegestaan, mits het OESO-copyright en de titel van de oorspronkelijke publicatie worden vermeld.

Meertalige samenvattingen zijn vertaalde uittreksels van OESO-publicaties die oorspronkelijk in het Engels en Frans zijn gepubliceerd.

OECD

Read the complete English version on OECD iLibrary!

© OECD (2017), PISA 2015 Results (Volume V): Collaborative Problem Solving, OECD Publishing.
doi: 10.1787/9789264285521-en

This is a required field
Please enter a valid email address
Approval was a Success
Invalid data
An Error Occurred
Approval was partially successful, following selected items could not be processed due to error